Ik voelde me er toen nog geen onderdeel van, nee. Kijk, er zijn vrouwen, die zijn ook echt boerin. Maar ik was niet iemand die haar vader het hemd van het lijf vroeg om te weten te komen wat ze allemaal deden. Ik ben er natuurlijk altijd wel zijdelings bij betrokken geweest. Ik heb op de trekker gezeten. Maar het was niet zo dat ik een boerenmeisje was dat zich nu op en top interesseerde voor het boerenleven. Maar ik ben gewoon meegegaan; ik heb daar niet zoveel over nagedacht. Dat was eigenlijk een beetje blindelings meegaan in een nieuw avontuur, en we zien wel… Ik ging mee, we gingen het samen doen.
En ik weet nog wel, het was in februari ’79. Het was mistig, en het was vies en slecht weer en koud en we hadden laarzen aan. En ik zeg tegen Bauke:
“Jeetjemina, moeten wij hier wonen? Wat gaat dit worden?”
Want ja, het was natuurlijk ook wel een vlak land. Deze kavel was door de Rijksdienst al in gebruik. Die hadden daar een romneyloods; dat waren van die grote, gele of groene loodsen. Daar hadden ze hun machines in staan die ze bij de inpoldering gebruikten. Daarna werd dat riet verbouwd om zo veel mogelijk het vocht aan de grond te onttrekken, want riet heeft die eigenschap. En daarna kwam het koolzaad om de grond bouwrijp te maken. Daar was dus hier een locatie en voor de rest was het gewoon helemaal vlak. Niks, niks te zien.