Op een gegeven moment hebben wij gezegd: “Wie bouwt heeft gelijk en wij bouwen!” (die uitspraak heeft nog een tijdje rondgezongen door de gemeenschap en in de gemeenteraad). Wij bouwden voor de toekomst. Als er nu maar eerst mensen wonen, dan komt er ook werk. Dat werd natuurlijk versterkt door het volgende: de polder is ontworpen in de oorlogsjaren. Men plande jaren vooruit. Er waren hier ook veel meer dorpen gepland dan de twee die er zijn gekomen, Biddinghuizen en Swifterbant. Het waren er eerst een stuk of vijf. Die zijn niet doorgegaan, door de opkomst van de bromfiets, om te beginnen, en de mechanische ontwikkeling. Dat laatste betreft dus de opkomst van de tractor en allerlei andere machines, waardoor er steeds minder landarbeiders nodig waren.
Maar voor de leefbaarheid van een dorp moet je toch steeds minstens een aantal duizend mensen hebben. Die mensen moeten niet alleen kunnen wonen, maar ook kunnen werken. Je moet er dus alles aan doen om werkgelegenheid binnen te halen. We hadden het voordeel dat er landelijk een enorm woningtekort was. Mensen wilden graag hier wonen, en desnoods in Harderwijk of Elburg of weet ik waar werken. Wij zeiden:
“Daar kun je wel mee beginnen. Maar tegelijkertijd moet je je ervoor inzetten dat die stroom forensen wordt omgekeerd en dat bedrijven hiernaartoe komen.”
Daar moet je veel in investeren, en werk voor doen.