Het dorp was nog geen dorp, het was een zandwoestijn. Hier en daar waren er bouwactiviteiten, vooral bij wat nu het Flevoplein, de Peppel en het Som is. Maar er was eigenlijk alleen maar zand en riet en grote onbebouwde terreinen, waar volop ruimte was voor wild maar ook voor mensen om op avontuur te gaan. Het was voor ons gezin genieten. Toen wij hier kwamen, waren onze zoons zeven en negen. Zij vonden het een feest om de bushbush in te gaan. Met een schep, met van alles, de natuur in, de woestenij in, op avontuur. Het was genieten.
Als ik uit onze woning keek aan het Flevoplein, was het daarachter allemaal onbebouwde wildernis. In het voorjaar werd het koolzaad. We hebben wel eens gehad dat we de reeën zagen lopen vanuit de keuken. Die kwamen dan met name ’s avonds en ’s ochtends vroeg, want er was geen verkeer, er waren bijna geen mensen. Van de mensen die er waren hadden ze geen last. Het was werkelijk genieten van de ruimte en de natuur. Als gezin hebben wij dat als de fijnste tijd ervaren.
Die periode waarin Zeewolde zo ruim en zo ruig was, heeft een half jaar tot een jaar geduurd. Toen de wijk waar we gingen wonen bijna vol was, begonnen ze - jammer genoeg - aan Zeewolde-Zuid, de andere kant. Daar was de mooiste wildernis voor de kinderen, waar ook bomen opkwamen en waar het avontuur begon. Dat avontuur ging steeds verder weg van het Flevoplein, we moesten steeds verder gaan om de ruimte te zoeken.
Toen die jongens eenmaal in de puberteit kwamen, veertien, vijftien jaar, trok dat niet meer voor ze, waren er weer andere belangen. Maar daarvoor: in de bouw spelen, ontzettend veel in de bouw spelen, maar ook op de fiets de natuur in. Overal was wel wat. De kinderen vonden het prachtig te gaan kijken waar ze aan het bomen planten waren,. Want dan zag je de grote machines en al die boompjes komen. En zijn nu plekken waar nu het Horsterwold is, de Stille Kern. Alles hebben we zien planten daar, prachtig!