Waar het op dit moment knelt in Flevoland is: doordat het zo’n uniek gebied is met een hele hoge productiepotentie, zijn de grondwaarden ontzettend hoog. Dat betekent – het is bijna topsport – dat er maximaal gepresenteerd moet worden om voldoende rendement op de bedrijven te halen. Dat zie je: omdat de grondprijzen zo hoog zijn kiezen de ondernemers voor gewassen die ook voldoende opbrengen. Dan wil je eigenlijk niet dat een overheid frustrerend optreedt qua maatregelen en regelgeving. Dat is waar wij continu mee bezig zijn.
Doordat men er hoge opbrengsten vanaf moeten halen is er een hele tijd geweest dat er – dat zie je vooral terug in de Noordoostpolder – heel van die gronden is afgehaald, maar dat er weinig is teruggebracht. De bodemvruchtbaarheid is wel een belangrijk item. De vraag is dus: hoe gaan we daar mee om en wat kunnen we daar aan doen? Momenteel bekijken we projectvoorstellen en ontwikkelen we pilots om te komen tot het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid. Daar heeft niet alleen de agrarische sector belang bij, maar ook een waterschap en een provincie.
As voorbeeld: in de Noordoostpolder is het organische stofgehalte vrij laag terwijl het in het verleden perfect was. En een vrij laag organische stofgehalte betekent: als het regent spoelt het water gelijk de sloot in en neemt het mineralen mee. Wat je zou moeten doen is bekijken of je de bodemvruchtbaarheid door het toedienen van organische stoffen zou kunnen verbeteren, waardoor de binding aan mineralen groot wordt. Voor het waterschap heeft dat het voordeel dat de piekbelasting wat minder wordt omdat het water zich kan binden in de grond. Voor de provincie betekent het dat de bodemdaling wat tegengegaan wordt, dus wat langzamer gaat. Dat is een probleem waarmee we in Flevoland te maken hebben.