Er waren verschillende bonden gebaseerd op geloofsrichting of juist op niet-religieuze grondslag, want er was ook een algemene boerenbond. De secretaris van de Overijsselse bond was tevens kantoordirecteur, dat was een ARP’er. Ik voetbalde op zondag, als semi-prof, en ze zagen mij als afvallige, ze vroegen zich af waarom die ARP’er mij had aangenomen. Ik moest jaarvergaderingen van plaatselijke afdelingen bezoeken. Moest ik soms bij de opening van de bijeenkomst voorgaan in het gebed. Ik was Nederlands-Hervormd opgevoed maar niet meer kerkelijk.
We moesten een keer een gezamenlijke landelijke protestactie organiseren en dat is mij gelukt door te zeggen:
"De melkprijs heeft niets met christelijk of katholiek te maken, daarom moeten we samenwerken."
Kennelijk heb ik toen naam gemaakt, had Gruijters dat meegekregen en dacht hij aan mij toen hij specifiek iemand op pr en stadspromotie wilde aanstellen.
Ik werd ontvangen door het hoofd voorlichting. Die praatte kort met mij en zei:
"We gaan een test doen. Verzin jij eens wat we zullen doen als de vijftigduizendste inwoner naar Lelystad komt. Je hebt een half uur."
Dus ik snel met steekwoorden een plan op papier zetten. Ik had bedacht dat de minister-president die eerste inwoner moest ontvangen, met een helikopter zou arriveren, de sleutel zou uitreiken met clowns, muziek en alles er omheen. Daarna werd ik naar Gruijters gebracht. Daarmee praatte ik wat, we dronken thee.
Op een gegeven moment vroeg Gruijters aan zijn secretaresse of Jan er al was. "Ja, die staat klaar" zei zijn secretaresse. Jan was de chauffeur van de dienstwagen van Gruijters. De burgemeester ging voorin naast Jan zitten en ik moest op de achterbank. Voor het eerst van mijn leven in zo’n dikke Mercedes. Voor het eerst in mijn leven in een auto met chauffeur. Gruijters zei niks, alleen af en toe “Hier links, Jan, hier rechtdoor, nu linksaf" en zo reden we een tijdje Lelystad door. Terug in zijn kamer op het stadhuis vroeg de burgemeester wat ik er van vond. Ik zei:
"Mooi, veel ruimte, maar dat kost ook wat."
Toen ik thuis kwam in Wapenveld stond mijn vrouw glimlachend bij de deur. Ze hadden ondertussen van de gemeente al gebeld. "Je bent aangenomen, alleen moeten we wel verhuizen."
Ik werd onderdeel van de afdeling voorlichting maar functioneerde zelfstandig, was verantwoording schuldig aan de burgemeester. Ik deed de promotie van Lelystad. En promotie, als in propaganda, lag gevoelig, dat mogen gemeentes niet meer doen want we hadden uit de oorlog slechte ervaringen met propaganda van overheidswege. Daar werd na de oorlog een wet over aangenomen.