En we zijn natuurlijk heel sterk begonnen met wilg en populier, en dan ook nog sterke populieren. De Populus Vereeken, dat is een naam van iemand die die populier in Zeeuws Vlaanderen gevonden en ontwikkeld heeft. En ja, die groeide als kool, dus daar kreeg je heel snel hele grote bomen van. Maar achteraf, na zo veel jaren, weten we, dat kost veel te veel werk, daar moet je veel aan maaien hè.
Populier heeft ook niet het eeuwige leven, dus van populier zijn we overgeschakeld naar els en dan was het dus vooral de zwarte els. En daarna kwamen de Alnus cordata, die was minder luisgevoelig. Dat is ook els, maar daar zitten wat minder insecten in. Maar achteraf blijkt dat ook weer niet echt nodig te zijn, want er zitten ook goeie insecten in. De roofmijt hebben we uit de els gehaald bijvoorbeeld. Roofmijten zijn insecten die andere insecten opeten en die zitten dus ook in de windsingels. Daar hebben we een lichting gehad, die dachten dat ze met coniferen de zaak moesten beschutten. Dat is nog veel dichter, gaat ook heel goed, daar is niks tegen. Maar hier in de polder zeggen ze: "Ja, dat is een beetje wezensvreemd. Hier horen geen coniferen."
Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview met Ko Reinhoudt door Gees Brouwer op 4 april 2013.