In Marokko hoor ik niet voor honderd procent thuis, maar hier in Nederland ook niet. Als ik in een trein stap in mijn spijkerbroek en trui – dit zijn onderzoekjes die ik zelf een paar keer heb gedaan – en ik zit in een coupé met drie witten, dan vraagt de conducteur:
“Meneer, mag ik uw kaartje zien? Mevrouw, mag ik uw kaartje zien? Meneer, mag ik uw kaartje zien? Mag ik je kaartje zien?”
Die man of vrouw doet dat niet bewust. Die kijkt naar me en ziet: ik ben bruin, ik heb een spijkerbroek aan, dus is het gewoon ‘je’, ongeacht mijn leeftijd, ongeacht mijn grijze haren! Zou ik mijn stropdas om hebben en mijn koffertje of mijn computertas bij me hebben, dan is het ‘u’. Want dat geeft meteen het signaal van:
“Wacht even, dit is niet zo maar een Marokkaan, daar is iets mee!”
En dan krijg ik op eens de titel ‘u’! Ik weet dat die man of vrouw het niet bewust doet, maar het zit er wel in. Ik word dus toch anders gezien en dat geeft mij het gevoel dat ik ook hier niet helemaal thuis hoor.
Als ik op mijn kantoor in Amsterdam zat met mijn stafmedewerkers – ik had er drie en ik was daar het afdelingshoofd – en er kwam een vreemde binnen, dan zou hij mij nooit aanspreken als afdelingshoofd. We hebben het ook gehad dat als een stafmedewerker en ik in de lift stonden, hij een hand kreeg:
“Mag ik u iets vragen, want ik moet bij het Bureau Nieuwkomers zijn. U bent het afdelingshoofd?” “Nee, hij is het afdelingshoofd!”
Die mechanismes zijn er. Dus eigenlijk kun je zeggen, ja, hier horen we niet helemaal thuis en daar horen we niet helemaal thuis. Waar het dan om gaat is dat je voor je zelf een balans en tegen je zelf zegt:
“Ja, dat weet ik, maar ik ben wel rijker dan de rest, want ik hoor eigenlijk op twee plekken thuis. Ik hoor daar een beetje thuis, ik hoor hier een beetje thuis.”
Ik vind en dat hebben we geprobeerd om ook onze kinderen mee te geven: wees trots op het feit dat je Marokkaan bent, maar vergeet niet dat je een Nederlander bent!