Ik ben via mijn werk in de polder terecht gekomen. Ik woonde destijds in Putten en werkte in Hoevelaken bij de afdeling Burgerzaken. Na een jaar of vijf had ik Hoevelaken wel gezien. Ik zag toen een advertentie van het openbaar lichaam ‘Zuidelijke IJsselmeerpolders’ in Lelystad, waarin iemand voor Burgerzaken werd gezocht. Ik heb de stoute schoenen aangetrokken en ben daarop afgegaan. Ik werd daar aangenomen onder de voorwaarde dat, direct zodra Almere zou beginnen, ik als vooruitgeschoven post namens het openbaar lichaam naar Almere zou gaan. Op de dag dat Almere begon, op 30 november 1976 ben ik in Almere gaan werken, en een dag later, op 1 december, ben ik naar Almere verhuisd.
Ik werkte in De Haak. Dat was een houten gebouwtje bij de dijk. Het stond niet ver van het gebouw De Hulk. Dat is het eerste kantoorgebouw van Almere Haven, maar dat was op dat moment nog niet als kantoorgebouw opgeleverd. Vandaar dat wij in een houten voorziening terechtkwamen, waar overigens ook de huisarts en de eerste tandarts zaten, alsook de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders.
Ik was in het begin de enige ambtenaar van het openbaar lichaam in Almere. Ik deelde vuilnisemmers uit, deed de inschrijving, deed sociale zaken, deed huursubsidie, ik was echt de vooruitgeschoven post. De mensen die hier als eerste kwamen wonen, waren natuurlijk niet direct op de bijstand aangewezen. Dus daar had ik dus een makkie aan. Ik zat hier voornamelijk voor de paspoorten, rijbewijzen en adreswijzigingen, en daarnaast deed ik nog wat andere hand- en spandiensten.
Ik denk dat ik al na drie of vier maanden hulp kreeg van Theo Lap, ambtenaar Sociale Zaken. Hij hield hier een aantal uren spreekuur. Ook op het gebied van Burgerzaken kwam er al snel versterking opdagen. Verder hield de landdrost, Han Lammers, in De Haak eens per week spreekuur. Hij vond het heerlijk om eens in de week spreekuur te houden. Niet dat er erg veel mensen op het spreekuur kwamen; hij had het heel erg rustig en meestal kwam er zelfs helemaal niemand. Dan vermaakte hij zich door al mijn sigaretten op te roken. En ik kreeg elke week een soort privé-stoomcursus politicologie van die man. Hij was natuurlijk politiek ontzettend geëngageerd en dat had hij allemaal zo goed in zijn hoofd zitten. Hij kon er heel boeiend over vertellen. Ik heb er veel van opgestoken. Onze gemeentesecretaris, toen nog adjunct-secretaris van het openbaar lichaam, Van der Vliet, kwam ook al redelijk snel deze kant op. […]. Ik denk al met al een maand of vijf, zes. Toen werd kantoorgebouw De Hulk opgeleverd en zijn we overgestapt naar De Hulk.