Ik herinner me alleen dat wij - dit speelde zich meestal af in de winter en in het vroege voorjaar - naar diverse plekken reden, ’s avonds door vrij barre omstandigheden. Je moet niet vergeten, die plekken - ik kan ze allemaal nog opnoemen: Swifterbant, Roggebotsluis, Ketelhaven, Biddinghuizen, Dronten, Lelystad (heb ik nog als bouwput meegemaakt) - lagen ergens in the middle of nowhere. Ik weet nog dat we van Harderwijk naar Lelystad moesten rijden onder leiding van een ingenieur van Rijkswaterstaat, omdat we dan over stalen rijplaten langs het water moesten rijden. Dat was eigenlijk overal zo. Je kwam in de meest barre omstandigheden terecht en daar stonden dan een aantal barakken.
Er was één barak - waarschijnlijk overdag de kantine of het restaurant - en daar was een toneeltje in. Daar pakten we de boel uit en plaatsten het decor, voor zover dat mogelijk was. De omstandigheden waren soms vrij aardig, maar soms was zo’n toneeltje ook heel klein. We hadden meestal achterdoeken, weet ik wel, doeken van een kamerdecor of een landschap, en soms als je dat allemaal had opgehangen, dan kon je zelf niet meer op. Dus dan moesten we het landschap een beetje oplichten om op het toneel te komen. Het kon allemaal! Het was improviseren, we hadden er zelf ook heel veel lol in en dan ging je los met je programma! Op de meeste plekken – omdat we een aaneenschakeling hadden van avonden: je ging van de ene bouwput naar de andere – bleven we ook overnachten in barakken. Dat gebeurde menigmaal.