In het begin was Flevoland prachtig. Dikwijls gingen we op zondagmiddag naar het Reve of Abbertbos en gingen we reeën kijken. We reden, de benzine was toen nog maar een paar cent, door de polder en zo tegen zonsondergang als we de reeën zagen of fazanten, dat was geweldig. Toen wij de eerste keer, in ’68 via de Knardijk van Harderwijk naar Lelystad Haven reden, zo moest dat toen toch, vlogen de fazanten om je oren, bij wijze van spreken. Voor het eerst dat we ze zagen trouwens. Mooie vogels, enorm veel.
En tegenwoordig: de orchideeën hier in Lelystad zijn prachtig om te zien. De egels die we hier vaak in de tuin hebben, helaas ook mollen, dat is voor kinderen aardig. Ja, ik was een keer op pad, weet ik wel, toen waren er twee van die kleine roofdiertjes. Hoe heten ze ook weer? Marters, een grote en een kleine. Die renden achter elkaar in cirkels over de weg. We hebben de auto neergezet en gekeken hoe dat afliep. Uiteindelijk wist de kleine te ontsnappen. Dat was heel boeiend om te zien, dat twee van die kleine roofdieren elkaar achterna zaten. Natuurlijk ganzen die we over hoorden vliegen, de roerdomp die we hebben gezien, de reigers die er zijn en de zwanen die je ziet vliegen; geweldig om te zien.