Wij hebben toch vaak genoeg, of we bij Roggebot de polder ingingen of bij Elburg de polder ingingen en over de dijk dus ergens naar ons werk moesten, reeën gezien. En die reeën zaten dan binnendijks, want in die tijd was de dijk al afgebakend met rasters en binnen dat afgerasterde gebied liepen schapen. Die waren goed om het gras kort te houden en ze waren goed voor de dichtheid van de dijk, voor de grondaandrukking, de verdichting. Je zag dan dat die reeën vanaf het oude land waren over gezwommen of ’s winters over het ijs. Die kwamen dus op de dijk en die sprongen dus over het hek heen dat bovenaan stond en dat was dan redelijk makkelijk om daar over te springen, omdat ze van hoog naar laag sprongen. En dan kwamen ze dus in dat afgebakende gebied van de schapen en konden ze niet meer terug. Ze konden er aan de andere kant niet overheen omdat het hek te hoog was en er een kwelsloot direct achter zat met veel water. Dus wij zagen ’s ochtends vroeg ineens reeën in de schapenwei lopen. Dan werd meestal dus de jachtopziener gebeld en wat die er dan mee deed weet ik niet. Maar meestal hielpen ze die reeën wel om in het vrije veld te komen.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met de heer Wim Dekker door John Dirven, 7 januari 2011.