Nou, [de polder was] kaal, kaal. En woest en winderig. Het waaide er altijd. Maar het is ook zo, ik bedoel maar, door dat hoge riet zag je niet alles hè, want dan was de wereld klein. Dan zag je het spul dat ontgonnen was, daar kon je overheen kijken. Maar aan de andere kant zat het hartstikke dicht, bij wijze van spreken. Daar kon je niks zien. En die pakken stro, die waren zwaar toen. Die wogen 80 kilo, 80 à 85 kilo. Dat is heel wat anders dan die pakjes van nou. Alhoewel, nou zijn er ook weer van die dikke. Maar dat is helemaal wat anders natuurlijk.
[De polder was] hartstikke droog. Ja, en daar sta je versteld van, hoe gauw het water weg was. Want het was ook zo natuurlijk, doordat ze er drainagebuizen in legden, droogde het land ook veel gauwer af als het ouwe land, bij wijze van spreken. Want daar had je dat spul niet.
Ergens leefde ik wel met de natuur. Want het is eigenlijk zo, iedereen heeft met de natuur te maken. En doordat wij stro laadden, kwam je ermee in aanraking. Doordat je melk reed, kwam je ermee in aanraking. En reed je vee, dan kwam je er ook mee in aanraking. Dus, ik bedoel maar, je leefde altijd met de natuur mee.