De beginperiode van de Noordoostpolder. Ja, daar ben ik gestart augustus ’45, dus na de oorlog. Nou, de gevolgen van de oorlog waren natuurlijk duidelijk zichtbaar in de Noordoostpolder. Je had destijds, toen ik daar kwam, ik ben daar gehuisvest, Kamp Ramspol. En dat was al het eerste, hoe kom je vanaf Kampen op een polderdijk bij Ramspol? Er was toen nog geen brug. Er was een soort brug, daar kon je overheen rijden tot het midden. Daar was een dam en daar moest je overstappen op een pont. En ja, dat was natuurlijk toch wel een tijdrovende bezigheid, in de periode dat ik van daar toch vaak naar Kampen moest, naar het laboratorium van Wetenschap, een afdeling van de Rijksdienst IJsselmeerpolders.
Er reden ook Canadezen met militaire auto’s en dan kon je soms meerijden. En als je dan bij Ramspol was, vanaf Kampen, dan had je eerst een smalle houten brug en daar kon je, midden tussen de twee oevers uitstappen. En dan moest je op een pont stappen die over getrokken werd. Maar soms reed ik wel eens mee met de Canadezen met die militaire wagens. En die houten brug, daar kon je net over rijden met die auto’s, maar dan waren de banden al bijna aan de buitenkant van het brugdek. Maar die knapen hadden zo veel rijroutine dat ze vooruit reden naar de overstapplaats en dan moesten ze terug achteruit rijden over zo’n smalle loopbrug dat je geen tien centimeter moest mis sturen, want dan ging het fout. Het waren geroutineerde chauffeurs en daar heb ik met verbazing naar staan kijken.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview met de heer Auke Attema door Anke van Zwoll, 22 september 2011.