Mijn vader wilde ‘gemengde bedrijven’. Dat was beter voor de grond en de grondbewerking. Het was zavel, dat is een mengeling van zand en klei met her en der nog wat veenplekken erin. Het doet iets vermoeden over de ondergrond. Eigenlijk heeft die altijd in de monding van een paar riviertjes gelegen. Toen het in de vroege Middeleeuwen boven water kwam, toen heb je daar veenpoelen en zanduitstromingen van zo’n rivierbedding gehad. De kavelgrond van mijn vader was heel wisselend waar het de grondsamenstelling betreft. Je kon dus met de trekker over het land rijden en op de ene plek was het dan hartstikke droog en dan kon je soms letterlijk, haast voor je gevoel, een moeras in rijden en er dan 30 meter verderop weer uit komen. Dan ging je in een keer wel haast tot de assen de modder in en dan kwam je er verder weer uit en die stukken waren dan bijvoorbeeld met aardappelrooien kleddernat.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview van Cecile Wedershoven met Cees Blom, 28 augustus 2007.