De fout die men gemaakt heeft: vroeger hadden ze gewone lichte trekkers. Toen werden het zwaardere trekkers. Nu zijn het rupsvoertuigen. Ze rijden alles aan gort. Eigenlijk is dat heel fout. Ze zijn elke keer zwaarder gegaan. Hadden ze niet moeten doen. […]
Ik kan wel even iets moois vertellen: de baas van Staatsbosbeheer kwam hier. Hij riep een keer dat ik moest komen en dan moest ik samen met hem mee. Nou, dan stond ik bij een vak dat geplant was en wat deden die reeën? Die haalden al de koppen eruit. En dan was het gebeurd met de boom. En dan zei hij: “Schiet die rotreeën allemaal dood”. Ik zei:
“Ja, maar die reeën zijn niet van mij. Ik wil ze wel doodschieten, maar dat gaat maar zo niet”.
Er waren er veel toen. Heel veel. Op ’t ogenblik is het behoorlijk onder controle.
Hij was daar nogal een beetje lelijk over. Ik zei:
“Dat kun je toch oplossen? Dan neem je boompjes die hoger zijn. Als ze langer zijn kunnen die reeën er toch niet bij!”
Nou, toen werd hij toch boos op me! “Weet je wel wat dat kost,“ zegt hij.
“Ja, maar wat kost herplanten dan? Ja, je moet nu allemaal nieuwe planten. Dat kost nog veel meer, man!”
Later is hij wel bijgetrokken. Maar ik bedoel maar: ze zijn het wel gaan doen. En dan hadden ze dus geen last meer [van de reeën].