En dan moest je door. Heel raar is: ik heb het rouwproces, zoals ze zeggen, verwerkt in het bos. Ik werkte ook graag alleen in het bos, hè. Ik werkte maar heel weinig met z’n tweeën. Altijd alleen. Alleen in de nacht moest je met zijn tweeën zijn.
Er zijn zelfs bomen die een naam hebben. We hebben het toevallig van de week gehad over de boom bij de schuur van Staatsbosbeheer. Toen zeiden ze:
“Johan, weet je, dat is de oudste boom, dus daar moeten we zuinig op wezen.”
Ik zeg: “Ik heb hem al een paar keer gered.” Want toen wilden ze hem omzagen en ik zei: “Nee”. Want ik had met één van hen afgesproken:
“Als je hem omzaagt, doe het maar als ik er niet meer ben. Als ik dood ben.”
Moesten ze allemaal om lachen daar. […] En er waren twee; een is er gesneuveld. Die hebben ze wel onder gehakt. Maar de tweede tot nog toe nog niet. Natuurlijk, ik heb daar niks over te zeggen, maar hebben ze toch gezegd: “OK, laat nog maar even staan.” Vroeger stond hij bij het hek. Nu hebben ze het hek verplaatst en nu staat hij tegen het hek aan. Hij is wel dik, maar niet zo hoog. Hij staat alleen, dus hij is niet meer gejaagd, noemen ze dat. Bomen jagen elkaar de lucht in.