Ik zat een keer in het koren, moest ik ook voor schadebestrijding en dergelijke, de eenden weghouden. En ik zat eerst op m’n knieën en later: hé, een mooie zwerfkei. En ik ga op die kei zitten. Ja, en een poosje zitten kijken en ik zat nog te voelen. Een kei met vleugeltjes? Oh, maar dat klopt niet. En zat ik bovenop een bom. Ja, die had vleugeltjes natuurlijk. Ja, nou, dan weet je het wel weer en dan bij de landbouwkundig opzichter en die belde en ze kwamen hem ophalen. Dat is me ook gebeurd. Ik zat op een bom en d’r gebeurde ook niks.
Hier bij de Nijkerkerweg lag ook een V1 of V2; dat weet ik niet meer. Ik meende dat het een V2 was. Die wilde niet eerst ontploffen. Ik kan je vertellen dat dat ook wat is. Ik denk dat ze hier niet in de gaten hadden hoe zwaar dat ding was. Een bom hoort in zee te ontploffen en hier deden ze het op het land. Nou, dat was niet helemaal goed berekend. Daar zijn we ook wel achter gekomen. Maar goed, er zijn geen doden bij gevallen. Maar dat je dan weet dat daar een trekkerchauffeur een half uur is bezig geweest met zo’n V1 of zo’n grote bom, en dat zijn baas kwam en zei:
“Ho jong. Direct weg.”
Dat gebeurde gewoon. Mensen wisten het niet.