Koolzaad werd niet alleen maar gezaaid voor het winnen van olie, maar ook als bemesting hè. Van koolzaad maakten wij zelf ook gebruik. Mijn vader had een oliemolentje gemaakt. Daar werd koolzaad in geperst. Die werd overal voor gebruikt. Pannenkoeken bakken, aardappeltje bakken, enz. We hadden het goed van eten en drinken, hoewel misschien volgens de huidige normen wel wat eenzijdig.
We hadden van de dienst een vergunning voor aren lezen gekregen. Nu gaat het allemaal met combines enzo, maar toen werd het eerst allemaal op schoven gezet. En als het dan gerijpt was, werd het op wagens gegooid en dan ging het naar de dorstkas. Nou, wij hadden een vergunning. Dacht je dat ik die aren ging zoeken? Ik ging naar die wagens toe waar die lui die rotzooi opgooiden. En als het dan erg rijp was, lag er heel veel koolzaad op die wagens. Dan kwamen we met zakken thuis, maar daar zat van alles in. Kaf en zand.
Nou, mijn zus zou het ook een keer doen. En mijn zus komt aan met zo’n zak puur koolzaad, geschoond en al. En mijn vader was echt een rechtschapen man, met een echt rechtsgevoel. "Hoe kom je daaraan?" "Aren gelezen." "Dat kun jij niet lezen." "Nee, nee, nou ja, ja…" "Hoe ben je daaraan gekomen?" "Ik heb bij de dorstkas die schuif opengezet…" "Nou, kom maar hier, mee. Naar de sloot." En hij gooide zo die zak leeg. "En dan flik je me dat ook nooit weer!"
De buurman had dat gezien. Je had houten barakken en je hoorde alles hè, houten wandjes. De volgende dag was de buurman bij ons op visite en ik hoor dat de buurman tegen mijn vader zegt:
"Jan, jongen, dat had je toch niet moeten doen. Dat koolzaad gaat anders toch naar de moffen."
En ik hoor mijn vader nog zeggen:
"Gijs, nu moet je eens goed luisteren. Het is nu oorlog. Straks zijn we vrij. Als je dat toelaat, denken die kinderen dat het normaal is. Ze zullen weten wat mijn en dijn is."
Dat waardeer ik nu toch wel in mijn vader. Eigenlijk had hij wel gelijk.
Ik heb dingen in die polder gezien en ik heb dingen gedaan, dan zeg je toch: ja verdorie… Bijvoorbeeld vliegtuigen. Ik heb heel veel gevechten gezien en veel vliegtuigen naar beneden zien storten. Ik maakte er een sport van om alles wat los en vast zat uit die vliegtuigen te slopen en stiekem mee naar huis te nemen. Wij noemden dat geen stelen, wij noemden dat organiseren! En mijn vader had er altijd de pest aan, want hij vond "dat was niet van jou". Ja, als ik een vliegtuig zag neerstorten, was ik er als de kippen bij om te kijken of er iets van mijn gading bij was, want anders gingen de Duitsers er mee vandoor. En dat waardeer ik toch wel in hem, dat hij ons heeft bijgebracht dat dat diefstal is. Ik heb dat nog aangehaald in de afscheidstoespraak bij zijn overlijden: nou pa, jullie hebben ons heel veel waardevols achtergelaten. Eerlijkheid, respect, liefde, begrip en een ieder in zijn waarde laten. Dat kan niemand ons meer afnemen.