"Mijn ouders waren nogal ondernemend van geest"

De polder bood in de oorlog mogelijkheden voor voedsel en carrière. Voor de ondernemende ouders van Jan van Roeden reden genoeg om in 1942 vanuit Zwolle naar de Noordoostpolder te vertrekken. Ook Jan en zijn zussen werden betrokken bij de sollicitatie.

ramspol

De landbouwschuren bij Ramspol, winter 1944-1945. Voedselschepen en ijsbrekers zijn ingevroren (Batavialand, Album Nieuwburg).

Alle rechten voorbehouden

Ik heb een Friese naam, maar die wordt nooit gebruikt. Ik zal hem nu maar even noemen. Mijn doopnaam is Oebele Jan van Roeden. Maar daar ik een vreselijke hekel had aan de naam Oebele, gebruik ik altijd de tweede naam: Jan. Maar als ik bij de Friezen kom en bij de Friese familie, ja, dan is het uiteraard Oebele. Dat is de naam van pake.

De oorlog brak uit. We werden al vrij vroeg geconfronteerd met voeding, weinig eten. Er waren mogelijkheden in de polder op het gebied van voedsel en carrière voor mijn vader. Ze waren bezig met het droogmalen van de polder en daar lag voor ons de toekomst. Mijn ouders waren echte pioniers. Het was een uitdaging voor hen. Daarom heeft mijn vader gesolliciteerd bij de Directie van de Wieringermeer en daar is hij aangenomen. Hij is aangesteld als hoofd magazijndienst. Later is hij bouwkundig opzichter geworden bij de boerderijbouw.

In Vollenhove en de Ramspol stonden magazijnen van de bouwkundige dienst en de cultuur. In deze magazijnen waren materialen opgeslagen voor de ontginning en de huisvesting van de toekomstige bewoners. In die periode kon de overheid kennelijk makkelijker aan bouwmateriaal komen dan de aannemers. Het materiaal werd dan aan de aannemers door middel van een zogenaamde SBM (Staat Beschikking Materialen) ter beschikking gesteld.

Mijn ouders waren nogal ondernemend van geest. Ze durfden veranderingen en uitdagingen aan. Het is natuurlijk een hele gok als je naar zo’n polder gaat met een gezin. Je kwam er ook maar niet zo, want toen mijn vader gesolliciteerd had was het zo: voordat hij aangenomen werd, werd ons gezin gescreend.

Ze kwamen bij ons thuis. We moesten allemaal in het nette pak zitten. Als kinderen moesten we ons netjes gedragen, weet je wel. Dat werd ons dan gezegd. Er kwamen twee heren. Die gingen ons hele huis door. Zelfs de kasten werden niet overgeslagen. Er werden gesprekken gevoerd met onze ouders en aan ons werden vragen gesteld. En dan werd er beoordeeld of je wel of niet geschikt was om in die polder te gaan wonen en werken.

Mijn vader werd op een zaterdagmiddag opgeroepen voor de sollicitatie. Hij kwam ’s avonds thuis en toen zei hij: er komen volgende week ook een paar heren thuis en die willen met jullie allemaal praten. Dat weet ik nog goed. En toen moesten we netjes in de kamer zitten, haha. En er kwamen dan een paar heren. Ik vond het wel een beetje raar hoor, dat ze zomaar door het huis heen zwierven en het huis controleerden, maar dat was nu eenmaal de procedure van de Directie van de Wieringermeer. Men wilde in de polder een geselecteerde bevolking.

Bron: Batavialand te Lelystad, Audiovisueel Archief, nterview met Jan van Roeden, 19 maart 2014.

Alle rechten voorbehouden