In de zomer van 1989 ontving ik een brief van mijn zus uit Nederland. Ze schreef dat moeder in het ziekenhuis in Baarn moest worden opgenomen. Mijn vader was in 1982 overleden. Ik besloot naar haar toe te gaan. Het zou wel eens de laatste keer kunnen zijn dat ik mijn moeder kon zien, ze was al 95 jaar. Ik woonde in Californië en kon bij mijn zuster, die in Baarn woonde, logeren. Mijn man was er niet meer en mijn dochter woonde al zelfstandig.
Mijn moeder en ik genoten van de uren die we samen doorbrachten. Buiten de bezoekuren hield ik me bezig met het vertalen van een Engels boek en bezocht vrienden en kennissen.
Ik begon mij weer een beetje thuis te voelen in het kleine kikkerland en overwoog de mogelijkheid om weer in Nederland te gaan wonen. Na een verblijf van 23 jaar in Californië zou het echter wel een heel grote overgang zijn. Ik begon voorzichtig hier en daar mijn licht op te steken. In de gemeenten Baarn, Huizen en Bussum (waar ik geboren en getogen ben), werd mij verteld dat het mogelijk was om mij op een wachtlijst te zetten. Het zou echter nog jaren kunnen duren vóór er een woongelegenheid zou zijn.
Mijn moeder stierf op 22 oktober. Helaas zou ik niet bij de begrafenis kunnen zijn, want mijn vliegticket was al geboekt voor 25 oktober, een dag vóór de uitvaart.
Eén van mijn vriendinnen belde me op en vertelde dat er misschien een mogelijkheid voor een flat in Lelystad was. Ze kon een afspraak voor me maken omdat haar zus bij een bouwvereniging in Lelystad werkte. Lelystad! Ik kon me nog herinneren dat ik samen met een vriend en mijn dochter op één van onze vakanties in Nederland naar Lelystad was geweest. Na een poosje te hebben rondgelopen hadden mijn dochter en ik elkaar aangekeken. Dat mensen hier konden wonen!
De afspraak werd gemaakt voor maandag 23 oktober, twee dagen erna zou ik weer naar de States vertrekken. Het leek me onmogelijk om in zo’n korte tijd nog wat te vinden. Maar ik wilde het toch een kans geven. Het was een koude regenachtige dag. Ik meldde mij bij een soort keet vlak bij het station. Er werd mij gevraagd of ik nog Nederlandse was. Dat kon ik bevestigend beantwoorden. Ik had zelfs mijn paspoort bij me. “Gaat u dan maar even naar het stadhuis hiernaast. Laat u zich maar even inschrijven en kom dan weer terug. Dan zullen we u laten zien wat we voor u hebben.” Ik kon mijn oren niet geloven! Ik werd ingeschreven en betaalde f 40,-. Dit gaf mij recht op een woning. Die woning scheen dichtbij te zijn. We konden er naar toe lopen. Het was in het Combinatiegebouw aan de Neringweg.
De eerste flat die ik te zien kreeg was aan de straatkant. De ramen waren klein en tamelijk hoog, waarschijnlijk zo gemaakt om inkijken van de overkant te bemoeilijken. Ik wist het meteen, dit kan ik niet aan. In Californië was ik diverse keren verhuisd, altijd naar bungalows met een tuin rond het huis. Gelukkig waren er meer lege woningen. De tweede had uitzicht op het ziekenhuis en het parkeerterrein. Iets beter volgens mij, maar nog niet echt wat ik zocht. We liepen door naar de andere kant van de galerij, waar een derde leegstaande woning was. Toen ik door de iets lager geplaatste ramen naar buiten keek. zag ik een park en overal mooie bomen. Verder was er niets. Ik hoefde niet eens gordijnen op te hangen, want niemand kon naar binnen kijken op de derde etage.
Ik moest vreselijk lachen toen ik de wc-deur opendeed en een piepklein fonteintje zag. Daar hadden we altijd een beetje de spot mee gedreven als we op bezoek in Holland waren. Nu zou ik er zelf ook zo één hebben! Tijd om na te denken was er niet. Ik zou meteen moeten beslissen. En dat heb ik gedaan. Ik nam alles nog eens goed in mij op, het was goed.
Men begreep dat ik niet meteen kon komen, omdat ik nog van alles te regelen had. Ik had ook nog tijd nodig om aan het idee te wennen. Per 1 januari heb ik de flat gehuurd en op 15 januari werd ik Lelystedelinge.
Ik had mijn eigendommen laten verschepen. Die zouden pas na zes weken arriveren. Maar door het overlijden van mijn moeder erfde ik haar eethoek en een éénpersoonsopklapbed. Dat deed de eerste weken overdag dienst als zitplaats. ‘s Nachts sliep ik er op. Met wat dozen van de Edah improviseerde ik iets voor het tweepitsgastel, dat ik ook had geërfd. Andere dozen deden dienst als dressoir en salontafel.
Inmiddels ben ik mijn vrije uitzicht kwijtgeraakt door de bouw van het Pannenkoekenhuis, Zuiderzeeland en Laarstate, maar gelukkig heb ik nog een doorkijk. Hoewel ik vlagen van heimwee heb, ben ik toch alle dagen heel dankbaar dat ik hier in mijn geriefelijke flat kan wonen. Vooral op koude winterdagen ben ik heel blij dat ik alles zo dichtbij heb. De winkels, postkantoor, station, zelfs het ziekenhuis!
Ik heb nu veel vrienden en kennissen. Hoe ik daar mee in contact ben gekomen is weer een ander verhaal.
Opgeschreven in 2006 in het kader van het project Het Verhaal van Lelystad i.s.m. de Flevomeerbibliotheek Lelystad.