We zijn een keer, weet ik nog wel, met drie man gaten aan het graven geweest. Toen lagen we rond Kraggenburg, daar was de boerderij zeg maar. Die liep helemaal tot Kraggenburg en dan naar Kadoelen. Maar rond Kraggenburg lagen van die heel grote stenen op het land. Zulke grote. Toen kregen we de opdracht om die stenen te begraven. We moesten zo’n gat graven dat als de steen, van zeg maar zo’n halve meter, er in lag, er weer een meter grond op die steen kwam.
Dat hebben we gedaan. En tochtwallen slechten, met de kruiwagen. Dan hadden ze die tocht, een watertocht, uitgebaggerd of uitgegraven. En die grond lag op de wal, allemaal uitgestreken, maar die lag nog veel te hoog. Dan moesten we met kruiwagens die grond honderd meter het land op rijden. Dat het allemaal een beetje vlak werd enzo.