In de oorlog brandde er geen licht meer, alles was donker. Geen straatlantaarn, je moest alles verduisteren. Maar zelfs in de donkerste nachten was het verschil tussen water en land vanuit de lucht duidelijk te zien. In Nederland had je de Friese eilanden, de Afsluitdijk, de rivieren, dus de geallieerden konden Nederland uitstekend gebruiken als steuntje in de rug voor navigatie. De navigatie van toen was trouwens niet de navigatie van nu. Daarbij kwam dan dat Flevoland, dus toen IJsselmeer, de Zuydersea, in wezen luchtafweervrij was. De Duitsers hadden heel Nederland volgegooid met luchtafweer, maar gek genoeg zat er bij Egmond aan de kust een gat in. Dat geschut overlapte elkaar, maar bij Egmond heeft de hele oorlog een gat gezeten. Waarom weet ik niet. Dus als geallieerde jongens in moeilijkheden zaten, aangeschoten of wat dan ook, pakten ze het kortste stuk over het IJsselmeer (weinig luchtafweer) en dan bij Egmond, en dan hadden ze nog een redelijke kans om thuis te komen. En dát is dus de reden dat Flevoland een belangrijke rol heeft gespeeld in de oorlog. De markante punten! Stavoren, Urk, Noordoostpolder. Goed te navigeren vanuit de lucht.
De grond lag dan wel voor het grootste deel nog onder water, maar er zijn inderdaad vliegtuigen neergekomen in de polders en daar hebben we na de oorlog een aantal vliegtuigen geborgen. Flevoland en de luchtoorlog zijn onverbrekelijk aan elkaar verbonden.
De aanvliegroute liep dus veelal over het IJsselmeer. Niet specifiek over Urk, maar Urk was één van de navigatiepunten voor de vliegers. Een bekend oriëntatiepunt. En aan de andere kant was het natuurlijk zo: de vissers van Urk konden op zee goed werk doen als er een vliegtuig aangeschoten werd. Mensen oppakken, mensen redden, dat hebben ze dus ook gedaan. De geallieerden wisten wel dat er op het IJsselmeer gevist werd. Ook de Noordzeevisserij werd in de gaten gehouden, want ze wisten bijvoorbeeld dat daar Duitse agenten aan boord waren. Die gaven de koersen van de geallieerde vliegtuigen door en dat soort zaken meer. Dat wisten ze in Engeland donders goed.