In het begin deden we als buren veel samen. Vooral de boodschappen. Vóór was een grasveld. Dat veld werd benut door de buren, ook door de volwassenen, om met de kinderen samen te voetballen, om sneeuwballengevechten te houden. Dat werd echt toen met de buren samen gedaan. Na het eten liepen de mannen, ook de vrouwen, even naar buiten en dan stond je achter het schuurtje te kletsen samen. Dan ging je samen een stukje sport doen, een stukje plezier hebben. Bij elkaar de keuken in:
"Heb jij nog een pak koffie over?"
Dat was heel normaal. Je leende, want als je dat niet deed, had je niks. Ik heb nog steeds contact met de buren uit die begintijd. Het voelt als familie. Je hebt zoveel gemeenschappelijks. Je bent allemaal naar Zeewolde gekomen met de hoop daar je thuis te gaan voelen. Dus je hecht je. Als ik naar de markt ga of boodschappen ga doen, moet ik naast de boodschappen een half uur uittrekken voor burenpraatjes.