Ik probeerde mensen enthousiast te krijgen om dat monument hier te krijgen. Nou, dat ging niet makkelijk. Hier bij de reddingboot kon het niet, want je mag van Rijkswaterstaat niet op de dijk bouwen. Bij de vuurtoren kon het misschien wel, maar dat is veel te ver weg. Hier in het dorp hadden we een heel mooi stekkie, maar dat mocht niet want dat werd een parkeerplaats. En zo ging het maar verder.
Bij het Dorpshuis was een soort oerwoud. Dat wilden ze laten verbouwen, er werd ons gevraagd: “Kunnen jullie er niet wat aan doen?” Dat was toen echt een bosschage. We informeerden of er oren naar waren hier op Marken een monument te plaatsen. “Oh, een bommenwerper? Nou ja, OK, ja, dat is wel leuk.” Maar ik zeg:
“Nou ja, jongens, bijna elk dorpje rond het IJsselmeer heeft een vliegtuigmonument, alleen Marken niet.”
“Alleen Marken niet?” Toen werd het interessant.
Iemand van ons reddingstation die tevens lid is van de Oranjevereniging opperde:
“Er zijn ook nog aardig wat Markers nooit meer teruggekomen uit de oorlog.”
Die zaten op de grote vaart, de sleepvaart of binnenvaart en zijn getorpedeerd of beschoten, velen kwamen om op zee. “Kunnen we daar niet ook wat voor doen?” De families werden geïnformeerd en die waren er wel voor te porren. “Nou, dan doen we er twee.”
Ik wilde dat zoveel mogelijk mensen mee deden. Ik was vroeger lid van de vrijwillige brandweer. Zo deed naast de KNRM, de brandweer, het Dorpshuis, en de Oranjevereniging mee. Iedereen sloot zich aan. Het zou een hoop geld kosten, maar overal kregen we wel wat geld vandaan. Wij zijn begonnen met bouwen in mei 2011. In november 2011, op Remembrance Day, zijn beide monumenten onthuld.