In 1998 was bovendien besloten, dat er de gedurende twee jaar, parallel aan het lopende project, ook in twee gebieden ervaring zou worden opgedaan met ruilverkaveling. Dit project werd gefinancierd door het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken en uitgevoerd door het ingenieursbureau Euroconsult, tezamen met de Nederlandse Dienst Landelijk Gebied. Men had gevraagd of ik mijn rol ook de komende twee jaar, maar dan voor beide projecten gecombineerd, op dezelfde basis wilde voortzetten. Aangezien ik het leuke en interessante projecten vond heb ik wederom ja gezegd.
In het kader van het tweede projectonderdeel was er in Tartu een vergadering van het lokale ‘ruilverkavelingscomité’ georganiseerd. Er bleek grote overeenstemming te zijn over de aanpak, zowel onder de Esten, als met de Nederlandse projectstaf. Op één punt liepen de meningen echter uiteen. Het betrof de duur van elke stap. De Esten wilden alles veel sneller afhandelen dan de Nederlanders voor mogelijk hielden. Ik leg maar eens voorzichtig uit, dat het hier inderdaad in de regel wat sneller gaat dan wij in Nederland gewend zijn. Ben benieuwd of ze het waar maken, maar heb hier veel vertrouwen in.
Ook brengen we weer een bezoek aan de Universiteit van Tartu. Tijdens mijn eerdere bezoeken werd ik redelijk wanhopig van ze, omdat ik iedere keer een uitleg kreeg waarom ze het niet voor elkaar konden krijgen. Het ging over het simuleren met een computermodel van het effect van drainage op de grondwater beweging en daarmee op de gewasopbrengsten. Ik heb toen een vurig betoog gehouden waarom ze er volgens mij alles aan moesten doen om er nu toch maar eens uit te komen. Tot mijn verrassing blijkt dit geholpen te hebben. Men toont mij een rapport met precies de alternatieven en varianten erin die volgens mij van belang zijn. Ik ben hier zeer gelukkig mee, en ook mijn Estse counterpart is gelukkig omdat hij hiermee de handvaten krijgt om bij zijn minister aan te dringen op voortzetting van het project. Ons wordt nog uitgelegd, dat de resultaten zeer voorlopig zijn, omdat van alles nog geverifieerd moet worden. We hebben ze hier veel sterkte mee gewenst. Op grond van de beschikbare resultaten wisten we al voldoende, omdat de trends die redelijkerwijs verwacht mochten worden zeer duidelijk naar voren kwamen.
De volgende dag weer naar het Ministerie van Landbouw. Het is ineens behoorlijk druk, want de Nederlandse project staf is inmiddels uitgegroeid tot vier man. Zij gaan druk in overleg hoe ze het project tijdens de stuurgroepvergadering de volgende dag zullen presenteren. De hele dag breng ik door met gesprekjes, gegevens verzamelen en typen. Omdat ze in staat zijn alle benodigde gegevens zeer snel aan te leveren schiet ik goed op met mijn rapport. Enkele gegevens lukt echt dezelfde dag niet, die krijg ik de volgende dag. Men verontschuldigt zich hiervoor. Schitterend land.
Op aandrang van de Nederlandse project staf wordt besloten om de stuurgroepvergadering op locatie van een van de twee project gebieden te houden. De stuurgroep kan dan ook middels een veldbezoek zien waar ze het over hebben. Ik was al twee keer in dat gebied geweest, maar was inderdaad het enige stuurgroeplid met deze ervaring.
In het regiokantoor van zeg maar de Dienst Landelijk Gebied hebben we onze stuurgroepvergadering. Na enkele toelichtende verhalen bespreken we het projectplan en keuren dit na enige discussie goed. We gaan op veldbezoek en glijden over de gladde half verharde wegen. Een vertegenwoordiger van de Nederlandse Ambassade is ook mee. Ik heb bij dit soort veldbezoeken altijd wat medelijden met ambassademensen, die zich altijd erg goed proberen te houden onder dit soort ‘bemodderde’ omstandigheden, maar er duidelijk blijk van geven dat ze het absoluut niet gewend zijn. De Esten hebben dit goed in de gaten en het parkoers bevat veel kuilen met opspattend water. Altijd goed om de noodzaak van ondersteuning voor de plattelandsontwikkeling te benadrukken. Het levert het gewenste resultaat op. Men vindt het een zeer interessant veldbezoek. We lunchen in een lokale herberg en na nog wat korte toelichtingen keren we terug naar Tallinn.
Ik was voor de zevende keer in Estland. Het werd routine. Het jaar daarop nog twee keer en dan was ook dit project voor mij weer achter de rug. Ik was benieuwd wat me deze keer te wachten stond. Uiteindelijk is het weer heel anders gegaan dan ik gedacht had. Kort nadat ik mij dinsdagochtend op het Ministerie van Landbouw gemeld had werd mij duidelijk dat ze toch een tweede lening bij de Wereldbank wilden aanvragen, iets wat tot dan toe niet de bedoeling was. Dit veranderde in een klap mijn missie van inmiddels min of meer routinematige discussies en rapportage over de voortgang van de projecten, in een missie waarin de principes van de volgende lening moesten worden voorgekookt. Op zich was ik hier wel gelukkig mee, want op deze wijze kwam er continuïteit in de projecten, iets waar ik al in mijn vorige missies op had aangedrongen.
Ook het programma veranderde compleet. In plaats van min of meer de hele week in Tallinn te blijven gingen we twee dagen op veldbezoek om een aantal zaken te bekijken waar ze graag mijn mening over wilde hebben. Maar goed, eerst dinsdag de hele dag in Tallinn voor allerlei gesprekjes en het verzamelen van de nodige gegevens. In het kader van het huidige project waren de drainage- en waterafvoersystemen in zo’n 75,000 hectaren, verdeeld over zo’n 70 gebieden van elk ongeveer 1,000 hectare opgeknapt, moesten de boeren in deze gebieden waterschapjes vormen, 20% van het opknappen voor hun rekening nemen en vervolgens zelf jaarlijks het onderhoud doen.
Woensdag vertrokken we met een groot gezelschap naar Tartu. We zouden eerst een van de twee ruilverkavelingsprojecten bekijken en dan een stuurgroepvergadering hebben. Het bleek dat inmiddels in dit gebied de drainage was opgeknapt en dat er overeenstemming was over het ruilverkavelingsplan. Formeel was er nog twee weken de mogelijkheid voor eventuele bezwaren, maar niemand verwachtte meer dat deze nog zouden komen. Direct daarna zouden ze beginnen met het opknappen van de wegen, dit kon dan nog net voor de winter. In het voorjaar volgde dan de rest van de werkzaamheden. In het totaal nam de ruilverkaveling in dit gebied dan ruim twee jaar in beslag. Onder Nederlandse omstandigheden ondenkbaar snel, maar voor Estse begrippen een half jaar te lang. Ik drong er toch maar op aan een en ander in volgende projecten niet te snel te willen doen, omdat dit wel eens schadelijk zou kunnen zijn voor de betrokkenheid van de boeren. De rest van de week werkte ik samen met mijn Estse counterpart de nodige details van het voorstel voor het vervolgproject uit om op een goede wijze in te steken op de mogelijke tweede lening van de Wereldbank.
De volgende dag bekeken we eerst het Rannu-project. Dit gebied was in 1996 opgeknapt en alle slootjes bleken weer keurig onderhouden te zijn. Er was een probleem bij een grote duiker. Tijdens een grote afvoer in het voorjaar was het stortebed uitgespoeld en dit lag nu zo’n vijf meter verderop. Ik dring er op aan dat ze het nog voor de winter herstellen, omdat de zaak anders volgend voorjaar fors kan eroderen. Er wordt wat bedenkelijk gekeken, want ze hebben geen geld. Als ik meld dat het twee keer zo duur wordt als ze het niet voor de winter doen, ontstaat er wat meer begrip en zullen ze zien dat ze een oplossing vinden. Het leuke in Estland is dat ze het dan ook inderdaad doen.
We bezoeken ook twee poldergebieden. Hier zijn problemen met de waterkwaliteit, met het onderhoud van de watergangen en in de tweede polder ook met de bemaling en verontreiniging vanuit een vuilstort. De meeste problemen zijn volgens mij niet zo groot en we lopen hangend over de auto de verschillende mogelijke oplossingen door. Apart probleem vormt de bemaling in de tweede polder. Hier willen de boeren niet voor de bemaling betalen en het ministerie heeft zelf geen geld meer om dit te doen. Inmiddels is de bemaling al twee jaar stopgezet en staan de lage delen nu onder water. Het is een triest gezicht. Ze vragen wat te doen. Ik stel toch maar voor om nog even niets te doen. Onder de klimatologische omstandigheden in Estland zal het waterpeil in de polder gemiddeld met zo’n 10 cm per jaar stijgen. Het lijkt me dat er dan noodgedwongen op termijn toch met de boeren te praten moet zijn. Ben benieuwd of dit gaat werken.
Ik breng mijn laatste bezoek aan het hoofd van het Kadaster om afscheid te nemen. Hij vertelt mij dat inmiddels 67% van het land is gerestitueerd en dat de rest natuurgebied en bos is. Ze zijn dus eigenlijk klaar. Ik complimenteer hem hiermee. Hij zeg: “Ja, en de Fransen zijn begonnen onder Napoleon en die zijn nog niet klaar.” Lachend nemen we afscheid.
Zaterdagavond komt de nieuwe vertegenwoordiger van de Wereldbank in Tallinn aan. Met de Estse projectbegeleider namens de Wereldbank in Tallinn en twee andere medewerkers zullen we ergens gaan eten. Tijdens het eten lopen wij de nodige zaken door. De nieuwe vertegenwoordiger van de Wereldbank wil graag een van de opgeknapte gebieden zien, teneinde voor zichzelf een beeld te vormen waar het eigenlijk over gaat. We zullen een van de twee ruilverkavelingsgebieden gaan bekijken. In het gebied bekijken we een aantal inmiddels opgeknapte sloten en een verbeterde weg. Op de GIS kaarten die door de Estse consultant waren gemaakt is zeer duidelijk de oude en de nieuwe verkaveling te zien, alsmede de eigendomsveranderingen. We checken dit op enkele plaatsen.
Als de man van de Wereldbank een boer wil spreken, vinden we er iets verderop een. De betreffende boer blijkt lid te zijn van de ruilverkavelingscommissie en hij vertelt enthousiast hoe hij er op vooruit denkt te gaan. Beter kan het eigenlijk niet en de man van de Wereldbank is duidelijk onder de indruk. We gaan naar een restaurant en na enige inleidende schermutselingen wordt op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de voorgenomen tweede lening van de Wereldbank. Het zal nog wel een jaar duren voordat ze het echt over de lening eens zullen zijn, maar door een aantal zaken nog onder de huidige lening onder te brengen kan het project min of meer ongestoord worden voortgezet. Aardig toch, dat zo’n weekje Estland weer een kleine bijdrage kan leveren tot een project van zo’n vier jaar. Met een goed gevoel maak ik zondagavond mijn missie rapport af en lever dit af bij de portier van het Ministerie van Landbouw. Mijn activiteiten in Estland zitten er op.
In 2019 ben ik met mijn vrouw op vakantie naar Letland en Estland geweest. Beide landen, alsmede Litouwen zijn inmiddels lid van de Europese Unie, zijn toegetreden tot Schengen en hebben ook de Euro als betaalmiddel. Zowel in de steden, als op het platteland is duidelijk te zien dat zij niet stilgezeten hebben en ondanks de nodige problemen er sinds de onafhankelijkheid goed op vooruit gegaan zijn. Leuk om deze vooruitgang te zien.