Het landschap in de eerste jaren, dat hebben we zien veranderen. De eerste winter dat wij daar zaten, na een jaar geboerd te hebben, zijn de singels ingeplant. Het werd zachtjesaan wat groener. Schokland was groen, daar zat nogal wat wild in. We hadden vlug dus wat reeën in de buurt en nogal wat fazanten die ik nu mis. Komt waarschijnlijk door het roofwild. Of eigenlijk wel zeker, ja. […]
Ik jaagde toen in Zeeland al enkele jaren. En eh, nou ja, daar was alles weg, of bijna alles was weg, na die ramp. Dat herstelde zich behoorlijk vlug, want ook alle roofwild was weg, vooral het roofwild dus dat ondergronds leefde, was bijna allemaal weg. Dus zeg maar de hazenstand en andere dingen, nou eenden, die hadden daar geen last van natuurlijk. En hazen die herstelden zich vlot, wat uitgezet, niet veel, en dat herstelde zich vlot. […]
We vonden hier dus […] wat hazen. Niet echt veel, want het grootste hazenbestand was al weg. Of dat kwam door ziekte? Ik denk het wel. Maar ja, daar heb ik verder geen kijk op. Fazanten, die kwamen er veel. Eenden zaten er heel veel. In de winter wat ganzen, niet zo veel als later. […]. [Dat wild] vond je door de hele polder heen. Bij de bossen wat meer fazanten en dergelijke. En ja, hazen, die vond je door de hele polder heen. Hoewel je wel aan de rand van de polder, vanaf Lemmer tot aan Urk meer hazen had op de lichte, gemengde kavels dan in het centrum van de polder.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met de heer K. Jonker door Thea Wiersma-Dijkstra op 9 januari 2012.