Er bestonden dus drie kwekerijen in de Noordoostpolder: een in Lemmer, een in Vollenhove en een bij Kadoelen. Dat is de zuidpunt van de Noordoostpolder, richting Land van Vollenhove. En dat waren kwekerijen waar echt bosplantsoen gekweekt werd. In grote massa’s, want ze verwerkten, nou per jaar, zou ik bijna zeggen, een miljoen van dat spul. Maar zo’n kwekerij voor de producten die je in de dorpen en voor de boerderijerven nodig hebt, daar zit ook siergoed tussen. En ik vond dus dat je daar een aparte kwekerij voor moest hebben. Die hebben we in Emmeloord opgezet toen ik daar kwam wonen in ’48. En dat sortiment dat werd bij kwekers in Brabant, maar ook soms in Boskoop gekocht.
Ik had zelf natuurlijk geen tijd om al die kwekers af te gaan en spullen op te zoeken. Maar Stuifbergen die vestigde al vrij snel in Emmeloord een eigen kwekerij, een hoveniersbedrijf. En daar heb ik tegen gezegd: "Nou, als jij de dingen die ik wil hebben, kunt leveren, dan mag jij ze leveren." En zo is dat eigenlijk gebeurd toen. Een heel lange tijd is dat zo gebleven. Tot in Oostelijk Flevoland toe.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview met Piet Kelder door Gees Brouwer, 3 november 2010.