Natuur, die was er toen niet. Tenminste, wat wij nu de natuur noemen. Dus de polder. Je stapte vanaf de dijk bij Ramspol de prut in. Vanaf je bed met laarzen de prut in. Geen boom, niets, geen struik. Hier en daar wat moerasandijvie en riet. Klaar. En dat is natuurlijk niet anders. En dan krijg je het eigenaardige idee, je had er geen idee van: moet dat nou een landschap worden? Je stond er gewoon niet bij stil. Je was gewoon aan het graven en daar hield de zaak mee op. Om daar bij te gaan denken van: hoe zullen we dat eventjes gaan inrichten? Nee. Nee, dat kwam niet naar voren. Je kwam als boerenjongen. Daar, in de verte zag je je boerderij staan, theoretisch. En daar hield het mee op.
Hoe je dat versierde, financieel en landschappelijk en zo, daar had niemand kijk op. Echt niet. Er werd ook nooit over gepraat. Want dat was het probleem niet. Die grond, dat was het probleem. Nou, probleem, dat was de bedoeling. Toen later werden er boomsingels aangelegd en bebossing aangelegd. Dat is allemaal zo’n wijds gebaar te noemen. Want wat nou de Voorst is, een groot bosgebied, ik ben er aan het ploegen geweest toen er nog geen boompje was. Niets, helemaal niks, alleen een hoop leemgrond met een hoop keien eronder die je niet zag. En dat had als gevolg dat als je aan het ploegen was, je aan het eind een schaar miste, want hij was op een zootje keien gelopen. Ik ben aan het greppelgraven geweest indertijd, net die brug over, ik ben er kort geweest. Ik zeg tegen die ploegbaas: "Hoe moet dat nou?" Want er lag een kei zo groot als een auto en daar moesten wij doorheen. De ploegbaas zei:
"Graaf er dan maar een greppel omheen."
Dus die kei zal er nog wel zitten. Dus ik bedoel, het idee over landschap, het idee over natuur, daar kwam je niet voor.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met de heer Rocus van de Griend door Anneke van Zwoll, 22 april 2011.