In het begin zag je bepaald wild wel veel, zoals fazanten. En ook aparte vogels, zoals de zanglijster en de veldleeuwerik. Lijsters zitten er nu nog, maar de veldleeuwerik zie je niet meer. En verder had je van die kwikstaartjes, de gele kwikstaart. Nou, die heb ik daarna ook nooit meer gezien. Een paar maanden terug zat er zo ineens een stelletje hier in de paardenwei.
Hiervoor liep een slootje met water en daar zaten bisamratten. Corrie zat boven op zolder, want daar is de waskamer. Ze zat daar een beetje te naaien en daar zag ze zo die beesten zwemmen. Ze gingen een stukje verderop gras halen en toen zwommen ze weer terug en dan – ‘ploemp’ - doken ze onder water en dan doken ze zo de kant in. Daar hadden ze hun nest. Dat was wel een mooi gezicht. Maar goed, dat water is allemaal weg; het is allemaal droog nu.
Er waren toen nog geen vossen. Dat is ook een heel opvallend iets. Je had toen veel meer hazen en dat soort spul. Maar ja, nu stikt het van de vossen. Want in het begin hebben onze kippen altijd los gelopen. Maar dat ging ook niet meer. De kippen zaten daar onder die struiken te broeden en dan had je ineens weer een koppeltje krielkippen en dan hadden ze weer een nestje. Maar nee, je kunt nu geen kip meer los houden, die zijn binnen de kortste keren allemaal op…
En dat zie je ook met die jonge haasjes hè. Buizerds zitten er ook heel veel. Die zag je toen ook praktisch niet. Die buizerds zitten boven op een paaltje en die eerste jonge haasjes zijn allemaal voor de buizerds, want dan is het nog vrij kaal. Als jonge haasjes geluk hebben, komen ze in het midden van de zomer, want dan is de boomgaard bedekt door de bomen en dan kunnen ze een beetje schuilen. Maar anders worden ze door de buizerds en de vossen opgegeten.