Wij kregen hier dus in november 1982 een kavel. Maar toen waren er nog geen bomen te krijgen. Toen hebben we [de grond] het eerste jaar verhuurd. Toen hebben er aardappels en zilveruitjes op gestaan. Het was een ongekend nat jaar in 1983, want pas op 8 juni konden ze aardappels gaan planten. Het was zó enorm nat, dat is nu moeilijk voor te stellen. Maar goed, het is toch allemaal goed gekomen; het zijn dikke piepers geworden.
We hadden nog een stuk boomgaard in Dronten, daar konden we nog een jaar oogsten. Hier hadden we een prachtige oogst met dikke piepers en dat was financieel het beste jaar dat we ooit hadden gehad. In 1984 zijn we de eerste zeven hectare in gaan planten. In de herfst van 1984 kregen we er drie hectare bij. Toen kregen we in 1984-1985 die strenge wintervorst en toen vroren alle boompjes dood, op een halve hectare na, tegen de weg aan. Die boompjes waren wat slechter gegroeid, dat was de kopakker van de Rijksdienst.
De kavel is zo’n kilometer lang; dus duizend meter lang bij vijfhonderd meter breed. Vóór die tijd was de Roerdompweg een hoofdweg. Als de mensen van de Rijksdienst ’s avonds klaar waren met hun werk en naar huis gingen, zetten ze hun machines voor aan de weg. Dat draaide en rommelde die eerste honderd meter zo’n beetje; [de grond] was pittig vast gereden. Die bomen daar waren gewoon wat slechter gegroeid en daardoor waren ze op de een of andere manier blijkbaar sterker, en die waren niet bevroren. Ja, wel wat, maar de rest was allemaal dood.