Nou, die slechte grond, of die mindere grond, die zandgronden, die hebben we gekarteerd. Kavel voor kavel. O, we hebben echt als boeren naar de grond gekeken; wat is het voor grond en wat kun je hier planten? Welke boomsoort plant je hier? Maar op die betere gronden kon alles. Daar kon je het zo gek niet bedenken of je kon het planten. Dus daar was die boomsoortenkeuze helemaal arbitrair. Je kon zeggen, we zetten er populieren in, maar je kon er willekeurig welke boomsoort planten, dat groeide wel. En die zandgrond is wat kritischer hè. Je kunt niet een veeleisende loofboomsoort zetten op een grond waar je wel dennen kunt planten. Maar wel omgekeerd. Dus dat hebben we heel zorgvuldig uitgezocht.
Die in het Roggebotzand, Reve-Abbert en Het Spijk, die zijn echt gekarteerd. Dat deden we zelf, maar dat werd ook gedaan door de Rijksdienst (voor de IJsselmeerpolders) die uitstekende karteerders had. En op basis van de bodemkwaliteit hebben we de hout- en boomsoortkeuze daar bepaald. En in alle andere bossen is de boomsoortenkeuze bepaald door, laat ik zeggen, landschappelijke overwegingen. Die hebben een rol gespeeld.