Ja, en waarom vond ik het nou uit landschappelijk oogpunt zo interessant? Omdat bomen de enige elementen zijn in dat platte landschap die het landschap reliëf gaan geven. Dus ze waren buitengewoon belangrijk voor het hele aanzicht van de polder. Denk de bomen eens weg die er nu staan, dan is het niks. Dan is het gewoon een kale vlakte met wat huisjes hier en daar, en dan heb je het gehad. En die bomen deden het. Dus ik heb me ook altijd ook heel sterk gemaakt voor het in stand houden van alles wat we in het landschap hebben staan: wegbeplantingen, wegstroken enzovoort. Dat zijn ook dingen geweest waarvan ik gezegd heb: "Het gaat niet alleen om de bossen’", het grootste deel van waar we aan het werk waren, "maar ook dat hele buitengebied". Ik heb gezegd:
"Daar moet je voor zorgen, dat dat zo blijft, sterker nog, dat het zich ontwikkelt."
Ik heb dus mijn leven lang ook gevechten moeten voeren tegen boeren die allemaal bezwaar hadden tegen bomen: "Schaduw" en "Het vreet mijn tarwe op" en enfin:
"Jongen, allemaal gelul. Zonder die bomen wordt dat niks, dus ze blijven staan, wat je ook doet."
En zo werd ik ook bekend als, ja, als een soort voorvechter van het niet-eetbare groen, zeg maar. Nou.