Redactie
Van lieverlee veranderde het landschap […]. De singel moest nog geplant worden, Daar hadden we het van de week nog over. Die moest geplant worden en die moesten we ieder jaar spitten. Tjonge jonge, die moest gespit worden. En dat vond ik wel heerlijk hoor, die singels. Hè, hè, die groeiden wat en dan kreeg je wat windkering […]. Nou [dat waren] van die kleine boompjes, kleine heestertjes, niet zo groot hoor. Maar het groeide wel. We hebben hier heel erg humusrijke grond.
We zitten ook vlak bij Schokland. Dat is op zichzelf ook al weer zo interessant, want wij vonden van alles hier in het land hè. Hier hebben vroeger ook mensen gewoond. Een begraafplaats is hier. En ja, als we aan het sorteren waren of zo, [vonden we] van allerlei scherven en zo. Wij brachten ook heel veel naar het eiland Schokland, bij het museum. We hebben ook munten. Ik heb Van der Heide wel eens opgebeld: "Man, man, man, zet het hier toch eens af". Want er liepen zo veel mensen met van die detectors, die zaten hier alles af te struinen. Eén gaf ons allemaal munten en hij heeft ook een gouden munt aan de overkant gevonden. En allemaal studenten kwamen hier kijken naar al die lagen van de grond […]. Ja, het is hier zavel en er zit veel veen in de grond. Daar hebben we last van gehad als boer. Dijken in het land, van die grote dijken.
