Dus wij kregen toestemming en we kregen hulp van Zuiderzeewerken in de vorm van het ter beschikking stellen van het boorvaartuig met de mensen die daar op werkten. En dan gingen één of twee man van ons mee om dus de boringen te doen. En over Oostelijk Flevoland werd dan een netwerk van, ik dacht, ja van 500 bij 500 gelegd, waar dan boringen in werden gedaan. Ja, in een netwerk van 500 bij 500 gepland in Oostelijk Flevoland. En dat waren boringen, die gingen tot anderhalve meter denk ik, ja een meter of anderhalve meter. Die werden gedaan met een steekboor als het ware en die was ontworpen door twee mensen, één van onze dienst en één van Zuiderzeewerken. De ene meneer heette Vrij en de andere heette Wit, de bekende Wit later. Dat was de Vrijwitboor. De Vrijwitboor was een boor die dus, ja moet ik het zeggen, de vorm had van iets conisch, iets scheppends, waar je een deksel over moest schuiven.
De boor werd in de bodem gezet, vooral de slappe bodem. En dat was een boor van toch wel een breedte van tien, vijftien centimeter, ik denk misschien toch wel vijftien tot twintig centimeter breed. En dan anderhalve meter, en die werd in de bodem geduwd. En als die dan op diepte was en de boor dus vol was, dan werd de schuif er voor geschoven en die werd vastgezet. Dan werd die dus opgetakeld en dan kwam die op het dek te liggen. En dan werd het deksel er af geschoven en dan zag je dus anderhalve meter grond in de buis, in die boor. En daar kon je dus de zaak beschrijven en kon je de bodemlagen er uit halen. Dan kon je de kwaliteit en zwaarte van de grond dus beoordelen. Daar kwam zo de beschrijving van en later het tekenen van de bodemkaart. En dat was dan de onderwaterkartering, zo werd dat genoemd. En dat was het resultaat van die 500 bij 500.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview met de heer Rein Koopstra door Nico de Jong, 5 oktober 2011.