Tinus, wil je voor mij voor de middag karnemelkse pap halen? "Vrouw dat wordt dure pap. Dat kan niet’." Hij gaat naar de schuur, komt nog geen tien minuten later weer in huis.
"Aaltje, ik ga even naar Elburg spijkers halen. Die zijn op."
"Best hoor maar dat worden dure spijkers." "Dan neem ik voor jou ook pap mee."
Dat was voor ons beiden een les voor de toekomst. De afstanden zijn groot en je kunt niet voor ieder wissewasje op pad gaan. Je moet je werk goed organiseren. Zoals gezegd, winkels waren er nog niet in ‘t ‘dorp’ Dronten. Maar bakker Otten uit Elburg zag er niet tegenop brood te brengen (en te genieten van de gesprekken met de nieuwe bewoners en de koffie). Datzelfde geldt voor de melkboer, de heer Zoet uit Elburg. Hij vroeg vaak:
"Moet je soms nog vis hebben?"
In Elburg hadden ze vis genoeg.
"Zijn de schoenen kapot, geen nood, ik neem ze wel mee naar de schoenmaker." De volgende keer kwamen ze gerepareerd en al terug. Er kwam een kruidenier uit Kampen met een rijdende winkel. Dat was iets nieuws en heel modern voor die tijd. Op het ‘oude land’ waren in ieder dorp of gehucht op loopafstand één of meerdere winkeltjes. Hier kwam de rijdende winkel. Zaten we ergens mee? Moest onze dochter ineens voor de volgende dag een feestjurk hebben? Gebeld naar een modezaak in Kampen.
"Geen probleem hoor, kom gerust vanavond na sluitingstijd, kan ze op haar gemak uitzoeken."
De middenstand van ’t oude land heeft ons vaak geholpen. Het was een gemoedelijke tijd, zonder veel gemakken, maar met gemakkelijk leven.