De Duitsers deden het in de oorlog. Om de stoffelijke resten eruit te halen en de wapens natuurlijk. Die mochten niet in verkeerde handen vallen. En ook om te kijken wat ze aan boord hadden aan inlichtingen. Radar, of dat soort zaken. "Hoe zijn zij bezig?" En daarom werden die kisten geborgen.
Na de oorlog zijn er schrootboeren geweest. Oud metaal was geld waard. De vissers brachten dat ook wel binnen. Dat gebeurde op voorwaarde dat als ze wapens of stoffelijke resten tegenkwamen, ze dat zouden doorgeven. Dat hebben ze ook keurig gedaan. De wrakken in de Noordoostpolder zijn toen ook opgeruimd. Het overgrote deel van de vliegtuigen in Nederland is in die tijd geborgen. Behalve in de polder.
In het IJsselmeer zijn vliegtuigen in 1945 en 1946 geborgen door de marine, door de Poolster, dat was een kabelschip van de PTT. Ook de vissers hebben een hele tijd gezocht naar de vliegtuigen die toen nog op de bodem lagen. De marine heeft ook specifiek gezocht. Ik kan het me nog goed herinneren. In 1951 zijn we getrouwd. Toen ben ik op de fiets naar huis gegaan, de Afsluitdijk over, om haar op te halen. Ik fietste door de Wieringermeer en daar lagen allemaal vliegtuigwrakken. Het was het veld van Rijkswaterstaat waar al die dingen lagen, dus ik ben er nog wezen kijken. Er lagen halve en hele vliegtuigen bij wijze van spreken. Die kwamen allemaal uit het IJsselmeer. De vissers hadden sleepnetten, die sleepten over de bodem. Dan kon je later de sporen op het land zien en zo kon je ze vinden. Rijkswaterstaat was verantwoordelijk voor een schone bodem, dus als de vissers schade hadden aan hun netten klopten ze aan. Dat werd dan meteen op de kaart gezet, en dat is de bekende kaart. Allemaal door vissers die daar visten. Op al die plekken hebben ze het spul er al uitgehaald.
Toen de polders droogvielen, is daar de berging van vliegtuigwrakken begonnen. In Oostelijk Flevoland begon dat in 1958. Daar kwam eerst de Hulpverleningsdienst van Binnenlandse Zaken. Die hebben het op de verkeerde manier gedaan in mijn ogen, want ze moesten de rotzooi kwijt, dus blaas maar op. Dat was makkelijk, maar dat was niet de goede manier natuurlijk. Op een gegeven moment werd een Nederlands vliegtuig van de toenmalige Nederlandse luchtmacht gevonden. De luchtmacht werd erbij gehaald. Die bleek een echte bergingsdienst te hebben en zo kwamen die twee elkaar tegen, van ‘hier liggen er nog meer’. Toen is in Den Haag besloten dat de luchtmacht, die een eigen bergingsdienst had, de berging van de vliegtuigwrakken in de nieuwe polders zou doen.