Gerrit J. Zwanenburg, geboren in Harlingen, was als officier betrokken bij de berging van vliegtuigwrakken uit de Tweede Wereldoorlog. Zijn werkgebied betrof voornamelijk Oostelijk en Zuidelijk Flevoland, maar ook elders in Nederland heeft hij met zijn ploeg vliegtuigwrakken geborgen. Als bergingsofficier was het zijn taak het vliegtuig te identificeren. Onder het motto ‘Vermist is erger dan dood’ probeerde Zwanenberg waar mogelijk stoffelijke resten te identificeren, zodat nabestaanden jaren na de oorlog eindelijk zekerheid over het lot van hun geliefden kregen.
Na de bevrijding nam Gerrit Zwanenburg als oorlogsvrijwilliger dienst bij het Korps Mariniers en vertrok van 1946 tot 1947 naar Indië. In 1949 voltooide hij met succes zijn opleiding als radiotelegrafist aan de Zeevaartschool in Groningen. In 1950 startte hij een 17-jarige carrière als telegrafist bij de Marine Inlichtingendienst (Marid). In 1962 kwam Zwanenburg door een vliegtuigberging in Amsterdam in contact met de Koninklijke Luchtmacht. In 1967 stapte Zwanenburg over van de Marid naar de KLu waar hij als bergingsofficier de leiding kreeg bij het bergen van vliegtuigen, zowel uit de oorlogsperiode als eigen vliegtuigen (straaljagers) die tussen 1967 en 1987 verloren gingen.
Na zijn pensionering legde Zwanenburg zich weer toe op de luchtvaarthistorie van de Tweede Wereldoorlog en heeft hij de kroniek En nooit was het stil samengesteld (uitgegeven door de Koninklijke Luchtmacht). Tot aan zijn overlijden hield Zwanenburg zich bezig met luchtvaarthistorisch onderzoek, ten behoeve van uit te voeren werkzaamheden voor Rijkswaterstaat, ProRail, provincies en gemeenten.